The Holy See

Constantijn de Grote

 St. Paus Silvester I

St. Helena Augusta

Mithras

Nag Hammadi

Romeinse keizer Constantijn de Grote (Constantijn de Grote, ook wel de "13de apostel" genoemd)

 
Constantijn de Grote
Kolossale buste van Constantijn in het Chiaramontimuseum (4e eeuw).
Kolossale buste van Constantijn in het Chiaramontimuseum (4e eeuw).
Geboortedatum ca. 280[1]
Sterfdatum 337
Tijdvak Tetrarchie
Periode 307-337
Voorganger Licinius
Constantius I
Opvolger Constantius II
Octavius (Brittannië?)
Staatsvorm dominaat
Medekeizer Galerius (306-311)
Maximinus II Daia (310-313)
Licinius (308-324)
tegen Valens (316-317)
tegen Martinianus (324)
Persoonlijke gegevens
Naam bij geboorte Constantinus
Naam als keizer Gaius Flavius Valerius Aurelius Constantinus
Bijnaam Magnus
Zoon van Constantius I Chlorus
Helena
Vader van Crispus (I)
Constantijn II (II)
Constantius II (II)
Constans (II)
Constantina (II)
Helena (II)
Gehuwd met Minervina (gestorven of gescheiden voor 307)
Fausta
Oom van Julianus Apostata
Licinius II
Hannibalianus
Nepotianus
Romeinse keizers
Portaal  Portaalicoon   Romeinse Rijk

Flavius Valerius Aurelius Constantinus[2] (Naissus, 27 februari ca. 280[1] - Ancyrona, 22 mei 337), bekend als Constantijn I de Grote, was een Romeins keizer. In juli 306 werd hij door zijn troepen uitgeroepen tot imperator en Augustus. Vanaf 308 werd hij als imperator en Augustus erkend. Door allianties, militaire overwinningen en onverwachte meevallers (onder meer de verdrinkingsdood van Maxentius in 312 bij de slag bij de Milvische Brug) ging hij een steeds groter deel van het Romeinse Rijk regeren tot hij vanaf 324 alleenheerser werd.

Constantijn is vooral bekend als de eerste Romeinse keizer die zich zou hebben uitgesproken voor het christendom, en die de grondslag legde voor de christelijke fase van het Romeinse Rijk dat zich verder zou ontwikkelen tot het Byzantijnse Rijk. Met zijn edict van Milaan (313) maakte Constantijn een einde aan de christenvervolgingen.

Een andere grote daad was de stichting van een nieuwe hoofdstad voor het rijk, die al snel, naar haar stichter, Constantinopel werd genoemd. Constantinopel was strategisch gelegen aan een kruispunt van zowel land- als zeeroutes, en dichter bij het economische zwaartepunt van het rijk.

In de Byzantijnse liturgische kalender, gevolgd door de Oosters-orthodoxe Kerk en Oosters-katholieke Kerken met Byzantijnse ritus, zijn zowel Constantijn als zijn moeder Helena opgenomen als heiligen. Hoewel hij, anders dan een heel aantal andere Constantijnen, niet is opgenomen in de Latijnse lijst van heiligen, wordt hij in de Westerse kerktraditie geëerd met de titel "de Grote" voor zijn bijdrage aan het christendom.

Levensloop

Jeugd en opleiding

Kop standbeeld Constantijn, Musei Capitolini, Rome

Constantijn werd op 27 februari van een onbekend jaar omstreeks 280 geboren te Naissus in de provincia Moesia.[1] Hij was de zoon van de Romeinse officier Constantius I Chlorus en Helena. Deze laatste was waarschijnlijk van zeer bescheiden afkomst, want onder andere Ambrosius vermeldt dat ze in een herberg werkte.[3] Waarschijnlijk was de relatie tussen de jonge officier en Helena een concubinatus.[4] Hoe lang de relatie tussen Constantius en Helena standhield, is onbekend. Toch zou zijn moeder een belangrijke rol hebben gespeeld in zijn opvoeding. Hij zou haar na zijn vaders dood de titel "Augusta" verlenen.[5]

Constantijn had drie halfbroers en drie halfzussen uit het ten laatste in 289 gesloten huwelijk van zijn vader met Flavia Maximiana Theodora, een (stief)dochter van de West-Romeinse keizer Maximianus: Julius Constantius, Flavius Dalmatius, Flavius Hannibalianus, Constantia, Eutropia en Anastasia.[6] Voor de rest is er maar weinig over zijn jeugd bekend. Zijn vader was waarschijnlijk onder de keizers Aurelianus en Probus officier geweest en trad pas onder Diocletianus op het politieke toneel. Alle bronnen bevestigen Constantijns grote gestalte en lichaamskracht. Met dezelfde grote gebogen neus leek hij op zijn vader.

De jonge Constantijn ontving een uitstekende opleiding. Hij leerde vloeiend Grieks spreken en zijn fascinatie werd gewekt voor de filosofie.[7] Hij ontving een scholing in de kunst van de openbare welsprekendheid en beheersing van de kardinale deugden zoals de gerechtigheid, sterkte, matigheid en voorzichtigheid. Deze laatste eigenschappen kwamen hem later van pas bij het nemen van politieke beslissingen. Volgens de anonieme bron Origo Constantini Imperatoris ("De herkomst van keizer Constantijn") was hij evenwel in de letteren onderontwikkeld.[8] Bisschop Eusebius van Caesarea prees hem later om zijn retorische vorming, zijn zelfdiscipline en aangeboren verstand.[9] Bij de ambtswisseling in 305 van keizer Diocletianus kwam Constantijn als caesar en zoon van Constantius in aanmerking. Daarbij leek Constantijn zeker het keizerschap waardig. Hij was ingetogen, knap van uiterlijk, een goed militair en van onbesproken gedrag, geliefd bij de soldaten en de hoop van de burgers. [10]

Vader Constantius Caesar en Augustus (293-306)

Nadat Constantius in 293 als Caesar was opgenomen in Diocletianus' tetrarchie, woonde Constantijn aanvankelijk aan het hof van Augustus Diocletianus in Nicomedia. Later begeleidde hij Galerius in de oorlog aan de Donau.

In 305 deden beide Augusti, Diocletianus en Maximianus, troonsafstand en Constantius volgde Maximianus op als Augustus in het westen. Hoewel er in de families van de toenmalige keizers twee zonen waren die de juiste leeftijd hadden (Constantijn en Maxentius, zoon van Maximianus), werden beiden uitgesloten bij de machtsoverdracht. Het waren Severus II en Maximinus Daia die tot Caesares werden gepromoveerd.

Constantijn Caesar van Britannia en Gallia

Daarop verliet Constantijn Nicomedia om zich bij zijn vader te voegen in Gallia. Tijdens een veldtocht tegen de Picten van Caledonia werd Constantius echter ziek en hij stierf op 25 juli 306 in Eboracum (York). Generaal Chrocus, van Alamaanse oorsprong, en de troepen, die loyaal waren aan Constantius' nagedachtenis riepen Constantijn onmiddellijk uit tot Augustus.[11] Gallia en Britannia accepteerden de heerschappij van Constantijn, Hispania wees die af.

Hoewel Constantius binnen het opvolgingssysteem van de tetrarchie uit 305 als Augustus een nieuwe Caesar kon aanduiden, was Constantijns claim (of die van zijn troepen) op de titel Augustus hiermee in strijd. Daarom vroeg Constantijn aan Galerius, de Augustus van het oosten, om te worden erkend als opvolger van zijn vader. Galerius stond hem de titel Caesar toe, waarmee hij Constantijns heerschappij over het grondgebied van zijn vader erkende, en promoveerde Severus tot Augustus van het westen.[12]

Caesar in het westen (306-312)

Versterking Gallia

Bronzen (modern) standbeeld van Constantijn I in York, Engeland, nabij de plaats waar hij werd uitgeroepen tot Augustus in 306

Voortaan was Constantijn als Caesar verantwoordelijk voor Britannia en Gallia. Hierdoor had hij het bevel over een van de grootste Romeinse legers, dat gelegerd was aan de belangrijke Rijngrens. Hoewel Gallia een van de rijkere regio's van het rijk was, had het erg te lijden gehad onder de crisis van de derde eeuw. Vele gebieden waren ontvolkt en steden waren tot ruïnes vervallen. Tijdens zijn verblijf in Gallia, van 306 tot 316, zette Constantijn zijn vaders politiek voort om de Rijngrens te versterken en de Gallische provinciae opnieuw tot bloei te brengen. Zijn voornaamste residentie was rond die tijd Augusta Treverorum (Trier).[13]

Onmiddellijk na zijn promotie tot Caesar, gaf Constantijn zijn vaders veldtocht in Britannia op en keerde hij terug naar Gallia om een opstand van de Franken te onderdrukken. Een andere expeditie tegen de Franken volgde in 308. Na zijn overwinning begon hij met de bouw van een brug over de Rijn in Colonia Claudia Ara Agrippinensium (Keulen) om een permanente vestiging te stichten aan de rechteroever van de rivier. Een nieuwe campagne in 310 moest worden afgeblazen vanwege Maximianus' opstand (zie onder). De laatste van Constantijns oorlogen aan de Rijngrens was die van 313, na zijn terugkeer uit Italia. Deze eindigde opnieuw in een overwinning voor Constantijn.[14]

Constantijns hoofddoel was stabiliteit, wat hij trachtte te bereiken door onmiddellijke, vaak wrede, strafexpedities tegen opstandige stammen. Zo toonde hij zijn militaire macht door de vijanden aan hun kant van de Rijngrens te verslaan en vele gevangenen af te slachten bij de spelen in de arena. Deze strategie bleek haar vruchten af te werpen. De Rijngrens bleef relatief rustig gedurende de rest van zijn regering.

Intriges Caesares, Augusti, usurpators en een ex-Augustus[bewerken]

In de interne conflicten van de tetrarchie probeerde Constantijn zo veel mogelijk neutraal te blijven. In 307 zocht ex-Augustus Maximianus (die onlangs was teruggekeerd op het politieke toneel na zijn (gedwongen) troonsafstand in 305) Constantijn op om zijn steun te krijgen in de oorlog van zijn zoon Maxentius tegen Severus II en Galerius. Daarop liet Constantijn zich van zijn eerste vrouw Minervina scheiden, de moeder van zijn zoon Crispus (305–326), om met Maximianus' dochter Fausta te huwen en zo hun bondgenootschap te bezegelen. Bovendien werd hij door Maximianus gepromoveerd tot Augustus, hoewel deze daarvoor niet de bevoegdheid had. Toch mengde hij zich niet in het conflict van Maxentius met de andere twee tetrarchen.[15]

Maximianus keerde in 308 terug naar Gallia nadat hij er niet in was geslaagd zijn zoon te onttronen. Later dat jaar vond de keizersconferentie van Carnuntum plaats, gehouden onder Diocletianus, Galerius en Maximianus. Maximianus - die opnieuw naar het purper had gegrepen - werd wederom gedwongen troonsafstand te doen en Constantijn moest zich opnieuw tevreden stellen met de titel Caesar. In 310 geraakte Maximianus betrokken in een samenzwering tegen zijn schoonzoon, toen Constantijn terugkwam van een campagne tegen de Franken.

Toen Constantijn hier echter lucht van kreeg, sloeg hij de opstand in korte tijd neer. Maximianus, die naar Massilia (Marseille) was gevlucht, werd uitgeleverd door zijn eigen troepen en gedood of gedwongen zelfmoord te plegen. Zowel Constantijn als Maximinus Daia waren niet tevreden met hun herwonnen positie van Caesar en evenmin met de aanstelling van Licinius tot Augustus als opvolger van de gestorven Severus II. Zij daagden hem uit door zichzelf Augustus te noemen, wat hen door Galerius in 310 was toegestaan, waardoor er dus officieel vier Augusti waren. Met Galerius' dood in 311 stierf de laatste tetrarch met genoeg autoriteit en motivatie om de tetrarchie voort te zetten, waardoor het systeem al snel begon in te storten. In de strijd om de macht die daarop volgde, verbond Constantijn zich met Licinius, terwijl Maximinus Maxentius benaderde, die toen nog steeds officieel werd beschouwd als een usurpator die Severus had verslagen en gedood.[15] Een andere - minder succesvolle usurpator - was Domitius Alexander (308–309) in Africa.

  westen oosten
Periode Augustus Caesar Augustus Caesar
 
293-305   Maximianus Constantius Chlorus Diocletianus Galerius
305-306 Constantius Chlorus Severus Galerius Maximinus Daia
306-307 Severus Constantijn
307/308-310 Licinius
310*-311 **
311-313
313-324 Constantijn Licinius
324-337 Constantijn
* Vanaf nu zijn er vier Augusti.
** Galerius' gebied werd verdeeld onder Licinius en Maximinus Daia.

Overwinning op Maxentius, heerschappij Italia (312)

Een follis van Constantijn

Nadat hij Hispania aan zijn machtsgebied had toegevoegd, stak Constantijn in 312 met zijn leger de Alpen over en viel hij Maxentius aan, die de macht in Italia had gegrepen. Maxentius’ troepen waren talrijker dan die van Constantijn; volgens een onbekend panegyricus beschikte Maxentius over een veronderstelde 100.000 man, waarvan zich een deel in het noorden van Italia in de regio van Turijn, Verona en Segusio had verzameld.[16] Volgens diezelfde Panegyricus kon Constantijn vanwege de constant bedreigde Rijngrens slechts een vierde van zijn gehele legermacht meenemen, wat neerkwam op ongeveer 40.000 man.[17] Dit leger bestond uit eenheden die in Britannia, Gallia en Germania waren gelegerd en die hierdoor meer ervaren waren in de strijd dan de eenheden uit Italia. Constantijn wist Maxentius' troepen dan ook snel te verslaan in veldslagen bij Turijn, bij Brescia en bij Verona. In deze laatste slag viel ook de praefectus praetorio van Maxentius, Ruricius Pompeianus.

De triomfboog van Constantijn in Rome, opgericht na zijn overwinning op Maxentius

Constantijn trok nu op naar Rome. Maxentius verdronk op 28 oktober 312 in de slag bij de Milvische brug, wat Constantijn tot de onbetwiste Augustus in het westen maakte. In de jaren die volgden zou hij zijn militaire overmacht op zijn rivalen in de uiteenvallende tetrarchie consolideren. Hij rekende ook voorgoed af met de Praetoriaanse garde, die zijn voorganger Maxentius had gesteund en waarvan de leiders vaak een bedreiging vormden voor de keizer.

Dank aan christelijke God én Romeinse goden

Tijdens de strijd om de pons Milvius liet Constantijn zijn soldaten een symbool aanbrengen op hun schilden, waarvan christenen geloven dat dit het labarum-symbool was. De verslagen van Eusebius – die zich waarschijnlijk op uitlatingen van Constantijn baseert die deze jaren later heeft gedaan – en Lactantius spreken elkaar deels tegen, maar zeggen eensgezind dat Constantijn zijn overwinning toeschreef aan de god van de christenen.[18] Het labarum en het ermee geassocieerde motto "in hoc signo vinces" (in dit teken zal je overwinnen) zou volgens de overlevering aan Constantijn zijn verschenen in een visioen toen hij in Saxa Rubra was, wat zou hebben geleid tot zijn uiteindelijke bekering tot het christendom.[19]

Onder historici is er echter discussie of dit teken een zuiver christelijke, een heidense (verwijzend naar de zonnegod) of een astronomische betekenis had.[20] Na zijn overwinning bij de Milvische brug bracht Constantijn overigens offers aan de Romeinse goden.

Edict van Milaan (313)

1rightarrow blue.svg Zie Edict van Milaan voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In 313 ontmoet Constantijn Licinius in Milaan om hun alliantie te verzekeren door het huwelijk van Licinius en Constantijns geliefde halfzus Constantia. Tijdens deze ontmoeting kwamen beide Augusti overeen om het zogenaamde edict van Milaan uit te vaardigen, hierdoor officieel de volledige godsdienstvrijheid in het Rijk uitroepen (in het bijzonder voor het christendom, dat echter pas onder Theodosius tot staatsgodsdienst zou worden verheven).[21] De conferentie werd echter ingekort, toen Licinius bericht ontving dat zijn rivaal Maximinus Daia de Bosporus was overgestoken en Licinius' grondgebied was binnengevallen. Licinius vertrok en wist uiteindelijk Maximinus te verslaan, waardoor hij nu heerser werd over het hele oostelijk deel van het Romeinse Rijk.

Verovering Illyricum op Licinius (314-316) 

De relatie tussen de twee overgebleven Augusti verslechterde echter al snel en in 314 of 316 (de datering staat niet vast) stonden Constantijn en Licinius tegenover elkaar. De oorzaak voor hun strijd was een samenzwering tegen Constantijn, mogelijk op aanstichten van Constantijns halfzus Anastasia en haar echtgenoot Bassianus, wiens broer Senecio een officier van Licinius was.[22] Nadat het complot was ontdekt, weigerde Licinius echter Senecio uit te leveren. Dit moet Constantijn in zijn vermoeden hebben gesterkt, dat Licinius in meer of mindere mate was betrokken geweest in de samenzwering. Met zijn Gallisch-Germaanse troepen, ongeveer 20.000 man sterk, rukte Constantijn op en trok Illyricum binnen, waar Licinius hem met 35.000 man zou treffen bij Cibalae (het huidige Vinkovci). Licinius verloor de slag echter en moest in allerijl naar Thracia vluchten, waar hij nog troepen had gelegerd. In de buurt van Adrianopolis kwam het opnieuw tot een veldslag, die echter onbeslist bleef. Uiteindelijk kwamen Constantijn en Licinius tot een overeenkomst, waarbij de laatste feitelijk de hele Balkan moest ontruimen, zodat Constantijn Illyricum kon toevoegen aan zijn machtsgebied.

In 317 kwam het opnieuw tot een conflict in de slag bij Campus Ardiensis. Deze slag resulteerde in een overeenkomst waarbij Constantijns zonen Crispus en Constantijn samen met Licinius' zoon Licinius II als Caesares werden aangesteld.[23]

Overwinning op Licinius, Constantijn alleenheerser (320-324)

In 320 ging Licinius in tegen de godsdienstvrijheid die was vastgelegd in het edict van Milaan uit 313 door een nieuwe christenvervolging te beginnen.[24] Dit was een provocatie tegen Constantijn in het westen, die uiteindelijk zou uitlopen op de grote burgeroorlog van 324. Vanaf 321 dateerden beide rijksdelen niet meer gezamenlijk naar de gemeenschappelijke consuls, en in 322 resideerde Constantijn in Thessalonica, bijna aan de grens van hun beider machtsbereik, wat Licinius zeker moet hebben geprovoceerd. Licinius, geholpen door Gotische huurlingen, stond voor de traditionele Romeinse religie, terwijl Constantijn en zijn Franken optrokken onder de christelijke standaard van het labarum. Aan beide kanten zag men de strijd in religieuze termen. Hoewel ze in de minderheid leken te zijn, kwamen Constantijns troepen, ongeveer 170.000 man sterk, als overwinnaar uit de drie veldslagen in 324 bij Adrianopolis, de Hellespont, en Chrysopolis.[25]

Na de definitieve nederlaag van Licinius in 324 (hij werd in 325 beschuldigd van samenzweren tegen Constantijn en geëxecuteerd), werd Constantijn alleenheerser over het Romeinse Rijk.[26] Hij vierde zijn overwinning door het agnomen Victor (overwinnaar) aan te nemen en liet daarbij zijn vorige agnomen Invictus (onoverwinnelijke) vallen, dat een heidense connotatie had, daar hij deze naam moest delen met Sol Invictus. De tetrarchie had definitief afgedaan.

Een solidus van Constantijn, geslagen in Thessalonica (327)
 

Constantijns bemoeienis met het Christelijk geloof.

 De cultus van Sol Invictus bleef een belangrijk fundament voor het keizerlijk gezag tot het decreet van Theodosius I de dato 27 februari 390, dat bepaalde dat alleen Niceens christendom acceptabel was als religie. Zelfs Constantijn de Grote liet voor zijn (veronderstelde) bekering tot het christendom munten slaan met afbeelding van Deus Sol Invictus, en liet per decreet de dato 7 maart 321 de 'dag van de zon' de tegenwoordige zondag (dies Solis) tot officiële Romeinse rustdag uitroepen.

7 maart 321- Keizer Constantijn de Grote laat per decreet de Dies Solis (dag van de zon) de tegenwoordige zondag tot officiële rustdag uitroepen in het West-Romeinse Rijk. In de Codex Justinianus (lib. 3, tit. 12, 3) staat de eerste Zondags wet vermeld:

"Op de Heilige Dag van de Zon dienen magistraten en mensen wonende in de steden te rusten en dienen winkels gesloten te zijn. Op het land echter, mogen personen werkzaam in de landbouw hun werkzaamheden verrichten; omdat het vaak voorkomt dat een andere dag niet geschikt is voor het zaaien van graan of het planten van wijnranken."

7 maart 321- Keizer Constantijn de Grote  bepaald dat op 25 december, voorheen de Dies Natalis Solis Invicti (verjaardag van de onoverwinnelijke zon), de geboorte van Jezus zal worden gevierd. Geheel in de traditie van Sol Invictus ofwel volgens Constantijn: ter meerdere glorie van Mithras dus. Het Jezus verhaal werd dus aangepast. De bijbel vertaling in het latijn moest nog geschreven worden door Hiëronymus van Stridon, dus het kon er ook nog wel allemaal bij: Kerstfeest op de geboortedag van de onoverwinnelijke zon Mithras.

Een belangrijke vertaling van het Oude Testament naar het Grieks was de Septuaginta, vervaardigd vanaf de 3e eeuw v.Chr. in de bibliotheek van Alexandrië. Deze Griekse vertaling was de gezaghebbende Bijbel in de vroege kerk en tot vandaag in de Oosters-orthodoxe Kerk. De kerkvader Hiëronymus van Stridon, die Hebreeuws leerde, maakte rond 400 n.Chr. een vertaling in het Latijn. Deze Vulgata was gedurende de middeleeuwen toonaangevend in het westen. De Bijbel kon daardoor enkel door geestelijken, die Latijn kenden, worden gelezen. De rest van de (katholieke) bevolking, die geen Latijn kon lezen, was hiervan afhankelijk. Tot ver in de 19e eeuw was het voor katholieken niet gebruikelijk de Bijbel te lezen.

 

Constantijn alleenheerser (324-337)

Moord op zoon en echtgenote (326)

In 326 liet Constantijn zijn oudste zoon Crispus en kort daarop zijn vrouw Fausta, stiefmoeder van Crispus, doden. De aanleiding hiervoor is onduidelijk: de bronnen zijn onduidelijk en spreken elkaar deels tegen.

Volgens een overlevering in de bronnen zou Fausta Crispus ervan hebben beschuldigd een affaire met haar te hebben gehad, waarop Constantijn zijn zoon doodde. Toen hij later – mogelijkerwijs op aanwijzingen van zijn moeder Helena – vaststelde, dat de aanklacht vals was, doodde hij ook de intrigante zelf.

Er zijn echter ook andere verklaringen mogelijk, bijvoorbeeld dat Crispus misschien ontevreden was over zijn positie en (bewust of onbewust) in een intrige verwikkeld raakte, waarin mogelijk ook Fausta was betrokken.

Stichting Constantinopel (330)

Constantijn met een stadsmodel van Constantinopel (mozaïek in de Hagia Sophia, ca. 1000)

Constantijn bouwde de oude Griekse kolonie Byzantion uit en hernoemde haar tot Nova Roma (Nieuw Rome). Hij liet in 330 speciale herdenkingsmunten uitbrengen ter ere van deze gebeurtenis. Deze stad werd, in plaats van Rome, het nieuwe Romeinse centrum van onderwijs, welvaart en culturele bewaring.

Constantijn gaf Nova Roma een eigen senaat en burgerlijke ambten zoals die van Rome. De herstichte stad werd beschermd door het vermeende Heilige Kruis, de staf van Mozes en andere relikwieën, hoewel een camee die zich nu in het Hermitagemuseum bevindt Constantijn voorstelt terwijl hij wordt gekroond door de tyche van de nieuwe stad (zie afbeelding 7). De figuren van oude goden werden vervangen en vaak geassimileerd tot christelijke symbolen. Op de plaats van een tempel van Aphrodite verrees de nieuwe Kerk van de Heilige Apostelen. Enkele generaties later deed het verhaal de ronde dat een visioen Constantijn naar deze plek bracht, en dat een engel die niemand anders kon zien hem over de loop van de nieuwe muren had geleid. Na zijn dood werd zijn stad hernoemd tot Nova Roma Constantinopolitana (Constantinopel, van Konstantinou polis, Constantijns stad).[28] Constantijns beslissing was verstandig, daar de nieuwe stad strategisch beter gelegen was (ze lag aan een belangrijk verkeersknooppunt en was van de vaak bedreigde Donau- en oostgrenzen ongeveer even ver verwijderd; bovendien was ze beter beschermd) en ook in het steeds belangrijker wordende oosten was gelegen.

Een camee die Constantijn gekroond door Constantinopel voorstelt

In de nu vergrote stad verrezen talloze nieuwe bouwwerken, waarbij ook allerlei heidense motieven werden gebruikt. Het aanzien van de stad werd op allerlei manieren vergroot. Er was bijvoorbeeld een eigen Praefectus urbi, alsook een senaat. Bovendien voorzag Constantijn in compensatie voor hen die zich in zijn nieuwe stad vestigden. Nochtans werd de stad slechts na enkele decennia de daadwerkelijke hoofdstad van het oostelijke rijksdeel, en werd ook de stadsontwikkeling pas in de 5e eeuw beëindigd.

Rome, dat reeds enkele decennia vóór 330 slechts nog pro forma de hoofdstad was, verloor geleidelijk verder aan belang, hoewel het een belangrijk symbool van het "Eeuwige Stad"-idee bleef.

Consolidering rijksgrenzen

In 332 versloeg Constantijn de Goten en stelde door een verdrag (foedus) de Donaugrenzen veilig.[29] In 334 werden de Sarmaten verslagen. Constantijn, die op militair gebied een van de meest succesvolle Romeinse keizers was, nam ook in andere gevallen talrijke maatregelen voor de stabilisatie van de grenzen en beveiligde ook de Rijn- en Donaugrenzen verder met extra vestingen (bij Oescus aan de Donau werd een versterkt bruggenhoofd ingericht).

Legerhervormingen

Constantijn met zijn drie zonen die het rijk erfden

De reeds eerder door Diocletianus begonnen (of beter: verder doorgevoerde) legerhervorming werd onder Constantijn voltooid. Zo was er vanaf nu een echt bewegingsleger (Comitatenses) en een grensleger (Limitanei). Constantijn zorgde hiermee voor een duurzame stabilisatie van de grensgebieden, aangezien de vijandige legers nu na een inval gemakkelijker zouden kunnen worden opgevangen achter de grens.

Ook voerde Constantijn het ambt van legerleider (magister militum) in, evenals nieuwe hofambten, zoals het ambt van quaestor sacri palatii (hoofd van de kanselarij) en magister officiorum (hoofd van de ambtenarij, dat echter reeds onder Licinius bestond). De drie posten van praefectus praetorio zouden worden omgevormd tot een leidinggevende functie over de civiele administratieve districten van het rijk.[30]

Binnenlands beleid

Op binnenlands vlak hield Constantijn ook vast aan de door Diocletianus uitgezette koers: sacrale, nu weliswaar niet meer heidens, maar christelijk gefundeerde positie van het keizerschap; toenemende binding van boeren aan de grond (cf. lijfeigenschap).

Overlijden

In 337 nam Constantijn zich een veldtocht voor tegen de Sassaniden, zogezegd ter bescherming van de christenen in Perzië (zie ook Romeins-Perzische oorlogen), maar moderne historici houden ook rekening met het motief van de Alexander-imitatio.[31] Kort voor het tot een veldtocht kwam, werd Constantijn echter erg ziek. Kort daarop overleed hij (Pinksteren 337) bij Nicomedia.[32] Zoals het toen gebruikelijk was, had Constantijn zich slechts kort voor zijn dood laten dopen door de Ariaanse bisschop Eusebius van Nicomedia. Ironisch genoeg werd hij na zijn dood vergoddelijkt door de senaat, zoals het daarvoor de gewoonte was om goede keizers te eren.

Opvolging

Constantijns drie nog levende zonen, Constantijn II, Constantius II en Constans, waren door Constantijn reeds vroeg als Caesares benoemd en volgden hem gezamenlijk op. Deze situatie leidde tot veel strijd tussen deze broers, oorlog, en een bloedbad waaruit Constantius uiteindelijk als overwinnaar tevoorschijn kwam.

Constantijn had ook nog twee dochters, Constantina en Helena, de echtgenote van de latere keizer Julianus Apostata.[33]

Aspecten van zijn regering

Houding tegenover Romeinse goden en christendom

Jeugd en bekering in 312

Een gouden medaillon met Constantijn en Sol Invictus en profil afgebeeld en de legende INVICTVS CONSTANTINVS MAX AVG geslagen in Ticinum in 313 (Cabinet des médailles de la Bibliothèque nationale de France)[34]

Mogelijk vereerde Constantijn net als zijn vader de zonnegod Sol Invictus, mogelijk kreeg hij het christelijk geloof, dat hij sinds zijn jeugd kende, mee van zijn moeder Helena.

Zijn overwinning in 312 op Maxentius (zie boven) schreef Constantijn toe aan de god van de christenen; hij dankte echter ook de Romeinse goden voor die overwinning. Diverse schrijvers stellen dat Constantijn zich in 312 of eerder tot het christendom bekeerde; sommigen van hen beschouwen die bekering trouwens als een ‘politiek berekenende daad’.[35] Overigens liet hij zich ter afwassing van alle zonden pas op zijn sterfbed in 337 dopen. Constantijn verleende de christelijke minderheid in zijn Imperium privileges: de bisschoppen kregen van hem het recht van rechtspraak, hij stelde hen vrij van belastingen en maakte de geestelijkheid tot een bevoorrechte stand. De geboden en verboden die de bisschoppen op hun kerkvergaderingen definieerden, werden rijkswetten.[36]

Op de boog van Constantijn in Rome, opgericht om zijn overwinning bij de pons Milvius te herdenken, staan echter de heidense symbolen van de godin Victoria en de zonnegod. Eenduidig christelijke symbolen ontbreken. Het is echter mogelijk, dat Constantijn op de boog niet naar de god van de christenen verwees om zijn heidense onderdanen niet voor het hoofd te stoten.[37] Men schat dat in Constantijns tijd ongeveer twintig procent van de Romeinse bevolking christen was en een groter aantal van de militairen het christelijke geloof aanhingen.

Chronologie 313-325

In 313 vaardigde Constantijn met medekeizer Licinius het Edict van Milaan uit, waarin staat dat de Romeinse burgers vrij zijn zelf hun religie te kiezen en te belijden. Hiermee kwam een eind aan de christenvervolgingen, en werden geconfisqueerde kerkgoederen teruggegeven.

In 314 riep Constantijn het concilie van Arles samen. In 316 trad Constantijn op als rechter in een godsdienstig dispuut in de provincia Africa en veroordeelde hij de ketterij van het Donatisme.[38]

In 321 stelde hij de zondag als rustdag in voor het gehele rijk.[39] Hij stelde bisschoppen aan of zette ze weer af naar eigen goeddunken.

Na 324 verdwenen heidense muntemblemen en werden steeds meer christenen belangrijke ambten toevertrouwd, waarmee het belang van de traditionele culten meer en meer verdween. Incidenteel kwam het tot gevallen van plundering van heidense tempels en een verbod op private haruspiciae.[40]

In 325 riep hij het eerste concilie van Nicaea bijeen, het eerst effectieve oecumenische concilie (tenzij het concilie van Jeruzalem als oecumenisch wordt beschouwd). Tijdens dit concilie werd het Arianisme veroordeeld en de geloofsbelijdenis zoals die vandaag de dag bekend is vastgelegd. Het concilie van Nicaea wordt traditioneel beschouwd als het eind van de vroeg-christelijke periode.

Aanwijzingen voor Constantijns christelijke gezindheid[bewerken]

Gedurende zijn regering versterkte Constantijn de positie van de bisschoppen, hij bedeelde de kerk met landerijen, steunde de kerk op financieel gebied, stond privileges toe aan de clerus (bijvoorbeeld vrijstelling van bepaalde belastingen), promoveerde christenen tot hoge overheidsposten, en gaf eigendommen terug die waren geconfisqueerd tijdens de vervolging onder Diocletianus.[41] Hij stichtte basilicae en kerken, waaronder de Heilig Grafkerk in Jeruzalem en de oude Sint-Pietersbasiliek te Rome.

Wanneer Constantijn naar christenen schreef, maakte hij duidelijk dat hij geloofde dat hij zijn successen enkel en alleen aan de bescherming van de God van de christenen had te danken.[42] Volgens Eusebius beval Constantijn het schrijven van vijftig Bijbelkopieën voor de kerken in Constantinopel, omdat vele Bijbels tijdens de vervolgingen waren vernietigd, en liet Constantijn zijn zoons in het christelijk geloof onderwijzen.

Constantijn beschouwde zichzelf verantwoordelijk tegenover God voor de geestelijke gezondheid van zijn onderdanen en dus was het zijn plicht om orthodox te blijven in zijn geloof.[43] In de visie van Constantijn was het aan de kerk en de bisschoppen om te bepalen waaruit de gepaste verering van God bestond,[44] maar was het de rol van hem, de keizer, om de navolging van deze juiste doctrine af te dwingen, ketterijen uit te roeien en de kerkelijke eenheid te bewaren.[45]

Sommige geleerden stellen echter dat Constantijn misschien pas later in zijn leven, bijvoorbeeld na zijn veertigste jaar, christen werd.[46]

Constantijn en de joden[bewerken]

Constantijn voerde verscheidene legislatieve maatregelen in met betrekking tot de joden: het werd hen verboden christelijke slaven te hebben of hun slaven te besnijden. Bekering van christenen tot het jodendom werd verboden. Bijeenkomsten voor religieuze diensten werden beperkt, maar het werd joden toegestaan jaarlijks Jeruzalem binnen te gaan op Tisja be'Aaw, waarop de verwoesting van de tempel in 70 na Chr. (aan het einde van de Joodse Oorlog) wordt herdacht. Constantijn dwong van het eerste concilie van Nicaea ook een verbod af tegen het vieren van Pasen op de dag voor het joodse Pesach op 14 Niesan, zoals de quartodecimanen deden.[47]

Pasen is het belangrijkste christelijke feest in het liturgische jaar, volgend op de Goede Week. Christenen vieren deze dag vanuit hun geloof dat Jezus opgestaan is uit de dood, op de derde dag na zijn kruisiging.

In de loop der jaren zijn veel non-religieuze culturele elementen toegevoegd aan het feest waardoor het een belangrijk seculier feest is geworden. Pasen duurt twee dagen en wordt gevierd op een zondag en maandag. Beide dagen worden wel afzonderlijk eerste en tweede paasdag of paaszondag en paasmaandag genoemd. Het concilie van Nicea bepaalde in 325 dat Pasen moet worden gevierd op de zondag na de eerste volle maan in de lente

Pasen heeft zijn oorsprong in het joodse Pesach. Tijdens het Eerste Concilie van Nicea (325) zijn de data van beide feesten officieel ontkoppeld.[1][2]

 

Hervormingen[bewerken]

Munt van Constantijn met een voorstelling van de zonnegod Sol Invictus, die een wereldbol vasthoudt en zijn rechterhand omhoog steekt. De legende op de keerzijde leest SOLI INVICTO COMITI.

Constantijns iconografie en ideologie[bewerken]

Munten die voor keizers worden geslagen geven dikwijls informatie over hun persoonlijke iconografie. Zo verschijnen bij het begin van Constantijns regering aanvankelijk consequent voorstellingen van Mars en later (vanaf 310) van Apollo als zonnegod op de keerzijde van munten.[48] Mars werd geassocieerd met de tetrarchie en het gebruik van deze symboliek door Constantijn diende om de legitimiteit van zijn regering te benadrukken. Na zijn breuk met Maximianus in 309-310, claimde Constantijn een wettige afstammeling te zijn van de derde-eeuwse keizer Marcus Aurelius Claudius Gothicus ('Claudius Gothicus'), de held van de slag bij Naissus (september 268).[49]

Gothicus had beweerd de goddelijke bescherming van Apollo-Sol Invictus te genieten. Constantijn bevorderde ook een vereenzelviging van zichzelf met Sol Invictus, de laatste god die op zijn munten verscheen.[50]

Follis van Constantijn met op de keerzijde een labarum

De keerzijden van zijn munten werden verscheidene jaren gedomineerd door de legende SOLI INVICTO COMITI ("van Sol Invictus' metgezel") (zie afbeelding 9). De voorstelling beeldde Apollo af met een zonnehalo, zoals Helios, en de wereldbol in zijn handen. In de jaren 320 had Constantijn zelf een halo. Er zijn ook munten die Apollo voorstellen terwijl hij met zijn zonnewagen over een schild rijdt dat Constantijn vasthoudt(zie afbeelding 5).[51] Elementen van deze associatie bleven zelfs na Constantijns beroemde bekering tot het christendom in 312 voortbestaan. Daarna begon langzaam maar zeker de christelijke symboliek, hoewel in sommige gevallen dubbelzinnig, op te duiken in de keizerlijke iconografie.[52] Een munt van rond 312, bijvoorbeeld, toont de chi-rho, de eerste twee letters van de naam Christus in het Grieks, op een helm die Constantijn draagt.[53]

Een voorbeeld van de "starende ogen" op munten uit de latere regering van Constantijn

Een voortzetting van het iconografisch precedent kan in het grotere oog van het muntportret worden gezien. Dit suggereert een fundamentelere verandering in de officiële beeldvorming. Vanaf de late derde eeuw, begonnen portretten minder realistisch en meer geïdealiseerd te worden.[54] De keizer als keizer, niet slechts als een individu, is van primair belang. De meest voorkomende kenmerken van deze stijl zijn de brede kaak en gespleten kin. De grote starende ogen zullen in de loop van de vierde eeuw steeds groter worden: vergelijk met de vroege vijfde-eeuwse zilveren munten van Theodosius I.

Constantijns hof[bewerken]

Constantijn had veel respect voor cultuur en het christendom en zijn hofhouding bestond uit oudere, gerespecteerde en eerbare mannen. Hoewel voorname Romeinse families die het christendom weigerden aan te nemen, de toegang tot machtsposities werd ontzegd, bekeerde twee derde van zijn topambtenaren zich niet tot het christendom.[55]

Constantijns juridische erfenis[bewerken]

Constantijn voerde wetten in die de beroepen van slager en bakker erfelijk maakten, en, belangrijker nog, hij steunde het veranderen van het statuut van coloni (pachtboeren) naar dat van horigen. Zo legde hij onbedoeld de basis voor de Europese maatschappij gedurende de middeleeuwen.[56]

Constantijns wetten vormden in allerlei opzichten verbeteringen ten opzichte van die van zijn voorgangers, hoewel ze ook naar zijn meer gewelddadige periode verwezen.[57] Enkele voorbeelden:

  • Voor het eerst konden meisjes niet worden ontvoerd (dit verwees waarschijnlijk naar wegloopsters, die werden beschouwd als kidnappen omdat meisjes de iure niet konden instemmen met weglopen).
  • De doodstraf kon worden vervangen door een goedgekeurd bedrag.
  • Een gevangene werd niet langer in totale duisternis gevangen gehouden, maar moest de open lucht en het daglicht worden gegund.
  • Een veroordeeld man werd toegelaten te sterven in de arena, maar hij kon niet worden gebrandmerkt op zijn "hemels verfraaid" gezicht, maar slechts op zijn voeten (omdat God de mens naar Zijn beeld maakte).
  • Slavinnen of chaperons die werden betrapt op het toelaten dat het meisje voor wie ze verantwoordelijk waren, werd verleid, kregen gesmolten lood in de keel.
  • Gladiatorenspelen werden bevolen te worden afgeschaft in 325, hoewel dit geen echt effect had.[58]
  • De rechten van een meester over een slaaf werden ingeperkt, hoewel een slaaf nog steeds kon worden doodgeslagen.
  • Pasen kon in het openbaar worden gevierd.

Constantijns nalatenschap[bewerken]

Contemporain bronzen hoofd van Constantijn (4e eeuw, Musei Capitolini)

Hoewel hij zijn eretitel "De Grote" lang na zijn dood van christelijke historici kreeg, had hij deze titel alleen al op basis van zijn militaire prestaties en overwinningen kunnen claimen. Naast het herenigen van het rijk onder één keizer, behaalde Constantijn belangrijke overwinningen op de Franken en Alemannen in 306–308, de Franken opnieuw in 313–314, de Visigoten in 332 en de Sarmaten in 334. Tegen 336 had Constantijn het grootste deel de provincia Dacia heroverd, die Aurelianus in 271 noodgedwongen had moeten prijsgeven. Kort voor zijn dood plande Constantijn een grote expeditie om een einde te maken aan de overvallen op de oostelijke provinciae door het Perzische Rijk.[59]

Het Byzantijnse Rijk beschouwde Constantijn zijn stichter en ook het Heilige Roomse Rijk rekende hem onder de eerbiedwaardige figuren uit zijn geschiedenis. In zowel het oosten als het westen werden keizers soms begroet als een "nieuwe Constantijn" (novus Constantinus).[60] De meeste oosterse christelijke kerken beschouwen Constantijn als een heilige.[61] In het oosten wordt hij soms "isapostolos" of de "13de apostel" genoemd.[62]

Legende van Constantijn en Sylvester

Romeinse keizer Constantijn de Grote (Constantijn de Grote, ook wel de "13de apostel" genoemd) De Romeinse keizer Constantijn de Grote staat bekend als de eerste christelijke keizer. De vader van Constantijn was een  vereerder van de zonnegod Sol Invictus, mogelijk kreeg hij het christelijk geloof, dat hij sinds zijn jeugd kende, mee van zijn moeder Helena. De ongedoopte keizer vond paus Silvester een sta in de weg voor zijn macht. Hij chanteerde Silvester I alle christenen nog stringenter te vervolgen dan zijn voorgangers en uit te bannen of met hem mee te werken. Als je niet voor hem was, dan was je wel tegen. Er werd een legende gekunsteld. De naam van de paus zou allang in de vergetelheid zijn geraakt, als zich niet het volgende had afgespeeld. Volgens de legende, leed keizer Constantijn aan lepra. Hij zou alleen maar kunnen genezen door te baden in kinderbloed. In de nacht, voordat de kinderen gedood zouden worden verschenen Petrus en Paulus aan Constantijn. Ze geboden de keizer om de paus te laten roepen. Toen de keizer door de paus gedoopt was, was hij meteen van zijn ziekte genezen.

Tevens liet de keizer speciaal voor de paus een groot paleis bouwen (Sint-Pieter) bovenop een eerdere Mithras tempel. Gezeten op zijn paard en begeleid door de lopende keizer die zijn teugel vasthield kwamen de paus en de keizer bij het paleis aan. En geknield bood Constantijn de paus zijn tiara aan. De Pontificale (Pauselijke) Tiara is een hoge wit geëmailleerde kap omringd door drie kronen met daarop een wereldbol en daarboven nog eens een kruis. Net als bij een mijter hangen twee zijden linten aan de achterzijde neer over de rug. De tiara werd uitsluitend gedragen door de paus. De tiara is een niet-liturgisch ornament die daarom enkel gedragen werd tijdens niet-liturgische ceremonies, zoals pauselijke processies en plechtige dogmatische verklaringen. Tijdens pontificale liturgische functies draagt de paus, zoals de bisschoppen, een mijter.

  De pontificale tiara

De met geschenken overladen paus hield aan de wonderlijke genezing van de keizer zelf ook iets over, een heiligverklaring. De feestdag hiervan valt op 31 december. Hij kon toen na zijn bekering en doop via de paus volgens afspraak zijn eigen ideeën en idealen over Mithras en Christus verenigen in een aantal dogma's. In 325 riep Constantijn de Grote het eerste concilie van Nicaea bijeen, het eerst effectieve oecumenische concilie (tenzij het concilie van Jeruzalem als oecumenisch wordt beschouwd). Tijdens dit concilie werd het Arianisme veroordeeld en de geloofsbelijdenis zoals die vandaag de dag bekend is vastgelegd. Het concilie van Nicaea wordt traditioneel beschouwd als het eind van de vroeg-christelijke periode. Hierbij schoof hij Paus Silvester 1 door als organisator van de Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel.   De geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel is de tekst waarin voor de eerste keer in de christelijke geschiedenis de fundamentele doctrines van het christendom werden vastgesteld:
1. de leer van de incarnatie/menswording van God in de persoon van Jezus Christus en de status van Maria en
2. de Triniteitsleer (er bestaat maar één God, maar deze manifesteert zich in drie gedaantes).

In de achtste eeuw dook voor het eerst een document genaamd de "Donatio Constantini" op, waarin de pas bekeerde Constantijn de wereldlijke regering over Rome, Italië en het westen overdroeg aan de paus. In de hoge middeleeuwen werd dit document gebruikt en aanvaard als basis voor de wereldlijke macht van de paus, hoewel het werd afgedaan als een vervalsing door keizer Otto III en betreurd als de wortel van de pauselijke wereldlijkheid door de poëet Dante Alighieri. De 15e-eeuwse filoloog Lorenzo Valla bewees uiteindelijk dat het document inderdaad een vervalsing was.

Icoon met de voorstelling van keizer Constantijn 1 en de bisschoppen van het concilie van Nicea 325 met de tekst van de geloofsbelijdenis versie dd. 381, zoals later aangepast voor gebruik in de liturgie (πιστεύω plaats van πιστεύομεν).

Boekverbranding door Constantijn 1 na het Concilie van Nicae

 

 

 

Nieuw Rome (Constantinopel) 

 

 

 

Concilie van Nicea I. Gebruik geloofsbelijdenis. Concilie van Antiochië. Feestdag: 31 december (Silvesteravondviering). Silvester I werd een grote "vriend" van de Romeinse keizer Constantijn de Grote, Constantijn vereerde net als zijn vader de zonnegod Sol Invictus en Mithras en omvormer van het katholieke geloof door invoering van de grote dogma's zoals de heilige drie eenheid en Maria's onbevlekte ontvangenis en maagdelijke geboorte van Jezus naar het model van de legenden van Mithras. Mithras was ook geboren uit een onbevlekte ontvangenis en maagdelijke geboorte, werd ter dood veroordeeld middels kruisiging en is wederopgestaan en naar de sterren gestegen. Zoals een zonnegod betaamd. Paus Silvester I stond onder directe invloed van keizer Constantijn de Grote.  Het Christusverhaal en vooral de geboorte van Jezus en de dood kreeg een Mithras sausje en werd tot dogma verklaard. De bijbel en de essentie van het christelijk geloof werd als zodanig herschreven. De kerkvader Hiëronymus van Stridon, die Hebreeuws leerde, maakte rond 400 n.Chr. een vertaling in het Latijn. Deze Vulgata was gedurende de middeleeuwen toonaangevend in het westen. De Bijbel kon daardoor enkel door geestelijken, die Latijn kenden, worden gelezen. De rest van de (katholieke) bevolking, die geen Latijn kon lezen, was hiervan afhankelijk. Tot ver in de 19e eeuw was het voor katholieken niet gebruikelijk de Bijbel te lezen

Het Concilie van Nicea I was geheel geïnstigeerd door Constantijn de Grote, ook wel de "13de apostel" genoemd. Na het concilie werden alle gelovigen van de getuigenissen van de levende Christus als ketters verbrand en hun kerken vernield. Alle geschriften werden verbrand en anderhalf miljoen Christenen verloren hun leven. De laatste Gnosten of Katharen werden tot in de 12e en 13e eeuw bevochten.

De Nag Hammadigeschriften zijn een verzameling teksten uit de begintijd van het christendom die in 1945 gevonden werden in Midden-Egypte in het plaatsje Nag Hammadi (Arabisch: نجع حمادي, transliteratie: Nadj` Hammadi; in de Klassieke Oudheid Chenoboskion, Grieks Xηνοβόσκιον, genoemd).

In 1945 vond een boer deze geschriften in een kruik op een begraafplaats van een tot ruïne vervallen klooster. Men veronderstelt dat deze verzameling geschriften deel uitmaakte van de bibliotheek van een vroeg-christelijk Pachomiaans klooster. De gevonden teksten dateren uit de 1e eeuw tot 4e eeuw. Ze zijn in het Koptisch geschreven op papyrus en gebonden in leren kaften. Er zijn 13 boeken. Zo’n gebonden boek wordt een codex genoemd. Sommige teksten zijn geheel compleet, van andere zijn er alleen losse fragmenten. De teksten kwamen uiteindelijk terecht in het Koptisch Museum in Caïro, waar ze nog steeds zijn. In 1977 verscheen een vertaling in het Engels.

Er zijn 51 verschillende teksten. Daarvan waren er 41 tot dan toe onbekend, al wist men van sommige wel dat ze bestaan hadden omdat ze geciteerd werden door wel bekende schrijvers uit de eerste eeuwen. De meeste teksten zijn ontstaan in een gnostiek milieu (of stonden onder redactie van gnostici), maar er zijn ook enkele hermetische geschriften en een fragment uit de Republiek van Plato. Voor zover de teksten betrekking hebben op het christendom, gaat het om geschriften die apocrief zijn verklaard, en daarom geen deel uitmaken van het Nieuwe Testament. De Nag Hammadigeschriften zijn niet dezelfde als de Dode Zeerollen, gevonden bij Qumran op de Westelijke Jordaanoever.  De Nag Hammaditeksten zijn nu de belangrijkste bron voor onderzoek naar de gnosis en de relatie tussen gnostiek en het vroege christendom.

De Katholieke kerk was er snel bij te verklaren dat de geschriften bij concilie vals of verboden waren. Het bezit ervan in de 4e eeuw stond gelijk aan verbranding, tezamen met de geschriften. Daarom waren ze indertijd begraven. Het bekendste boek is de Openbaring van Thomas en het Evangelie van Maria Magdalena. Het evangelie van Thomas is een van de apocriefe evangeliën. In de Proloog wordt gesteld dat het door Judas Thomas geschreven zou zijn, met wie de apostel Tomas bedoeld wordt. Het Thomas-evangelie werd in 1945 door twee boeren bij Nag Hammadi gevonden in een kruik, tezamen met een aantal andere koptische geschriften, de meeste met een gnostische inslag. Het Evangelie van Thomas bestaat uit een 114-tal losse uitspraken van Jezus, zogeheten logia (enkelvoud: logion) en heeft dus geen doorlopend verhaal zoals de canonieke evangeliën. Het teruggevonden manuscript zelf is gedateerd in de 4e eeuw en is waarschijnlijk een vertaling van een Griekse tekst. Een aantal tekstfragmenten werd al eerder rond 1900 in Egypte bij Oxyrhynchus gevonden en dateert uit de 3e eeuw.

Hun vriendschap of overeenkomst werd in een speciaal daglicht gevat. Omdat het ongepast werd geacht dat Constantijn pas op zijn sterfbed was gedoopt en dan nog door een Ariaanse bisschop (dus van twijfelachtige orthodoxie), ontstond een legende dat paus Silvester I (314-335) de "heidense" keizer zou hebben genezen van lepra. Volgens deze legende werd Constantijn na zijn genezing gedoopt en schonk hij gebouwen aan de paus. In de achtste eeuw dook voor het eerst een document genaamd de "Donatio Constantini" op, waarin de pas bekeerde Constantijn de wereldlijke regering over Rome, Italië en het westen overdroeg aan de paus. In de hoge middeleeuwen werd dit document gebruikt en aanvaard als basis voor de wereldlijke macht van de paus, hoewel het werd afgedaan als een vervalsing door keizer Otto III en betreurd als de wortel van de pauselijke wereldlijkheid door de poëet Dante Alighieri. De 15e-eeuwse filoloog Lorenzo Valla bewees uiteindelijk dat het document inderdaad een vervalsing was.

Maar Silvester bleef door de legende toch tot op de dag van vandaag heilig verklaard. Ons Paasfeest vieren wij dankzij Constantijn en ook de vrije zondag en het Kerstfeest op 25 december.

Doping door Sylvester van Constantijn de Grote.

De doop van Constantijn is een schilderij van de assistenten van de Italiaanse renaissance kunstenaar Raphael. Het was het meest waarschijnlijk geschilderd door Gianfrancesco Penni, tussen 1517 en 1524.

Na de dood van de meester in 1520, Penni werkten samen met andere leden van de workshop Raphael's aan de Commissie te voltooien om te versieren met fresco's van de kamers, die nu bekend staan als de Stanze di Raffaello, in het Apostolisch Paleis in het Vaticaan. De doop van Constantijn is gelegen in de Sala di Costantino ("Hall of Constantine"). In het schilderij is de keizer Constantijn de Grote is afgebeeld geknield aan het sacrament van Paus Sylvester 1 ontvangt de doop in de doopkapel van de Sint-Jan van Lateranen. Lateranen en Laterano zijn de gedeelde namen van een aantal architecturale projecten in Rome. De eigenschappen waren ooit eigendom van de Lateranus familie van het voormalige Romeinse Rijk. De Laterani verloren hun eigenschappen aan keizer Constantijn, die op zijn beurt gaf het aan de katholieke kerk in 311.

De schilder heeft Sylvester de trekken van Clemens VII gegeven, de paus die de fresco's had besteld, nadat het werk tijdens het pausdom van Hadrianus VI werd onderbroken gegeven.

 

 

Constantijn in Geoffrey van Monmouths Historia

Omwille van zijn faam en het feit dat hij tot imperator was uitgeroepen in het latere Groot-Brittannië, werd Constantijn later ook beschouwd als een Britse koning. In de 11e eeuw publiceerde de Engelse schrijver Geoffrey van Monmouth een fictief werk genaamd Historia Regum Britanniae, waarin hij verhaalde over de vermeende geschiedenis van de Britten en hun koningen vanaf de Trojaanse Oorlog, koning Arthur en de Angelsaksische verovering. In dit werk beweerde Geoffrey dat Constantijns moeder Helena feitelijk de dochter was van "King Cole", de mythische koning van de Britten en eponiem stichter van Colchester. Een dochter van King Cole was voordien nooit voorgekomen in de overlevering, tenminste niet in de geschreven overlevering, en deze afstamming kwam waarschijnlijk voort uit Geoffrey's verlangen om een ononderbroken koninklijke bloedlijn te creëren. Geoffrey meende dat het onwelvoeglijk was voor een koning om minder nobele voorouders te hebben. Geoffrey beweerde eveneens dat Constantijn werd uitgeroepen tot "koning van de Britten" te York, eerder dan tot keizer.[64]